>> archief << home | terug naar sitemap
Een goed telweekend Het telweekend ligt achter ons. In totaal hebben 836 mensen 986 verschillende ooievaars gemeld. Dat is vergelijkbaar met de vorige wintertelling, toen werden 991 ooievaars gemeld.
Veel waarnemers
Bij het nest
Concentraties Een andere grote groep van ongeveer 150 exemplaren is te vinden rond ooievaarsstation De Lokkerij. Dit zijn overigens niet allemaal broedvogels uit die omgeving. Veel broedvogels van De Lokkerij zijn op trek, er is in de winter aanvulling van vogels uit een groot deel van het land. Verspreidingskaartje
|
Trends In 1995 is de eerste Wintertelling uitgevoerd. Toen waren de aantallen overzichtelijk: ongeveer 275 broedparen, 500 blijvers. Dat was toen 90 % van de broedvogels! In 2001 hebben we de draad weer opgepakt. De telling van januari 2022 is dus de 22e op rij en met 1995 erbij de 23e telling. In onderstaande grafiek zijn de resultaten te zien:
De groene kolommen geven het geschat aantal broedparen aan. De laatste kolom in de grafiek is het jaar 2021. In die laatste kolom staat het aantal overwinteraars van januari 2022, omdat de telling van 2022 volgt op en hoort bij broedseizoen 2021. De blauwe lijn geeft het aantal gemelde overwinteraars aan. Deze lijn is lang rond de 500 blijven schommelen en vanaf ongeveer 2010 is gemiddeld een lichte stijging te zien. De lijn verloopt ook wat grillig. Op het laagste punt (wintertelling januari 2019, volgend op broedseizoen 2018) waren de weersomstandigheden zodanig dat er veel minder mensen geteld en gemeld hebben. Toch is de trend duidelijk. De oranje lijn geeft aan welk percentage van het aantal broedvogels heeft overwinterd. En dan zie je een lijn die hoog begint, 90 % in 1995 en al vanaf 2005 schommelt tussen 30 en 40 %. Kijk je alleen naar de laatste drie jaren, dan valt een licht dalende lijn op. Ofwel: Een kleiner wordend deel van de broedvogels blijft in Nederland, een groter wordend deel gaat op trek.
Leeftijdsopbouw
In dit diagram ziet u de leeftijdsspreiding van de overwinterende ooievaars (gebaseerd
op meldingen van 143 verschillende geringde ooievaars).
Er is een enkele ooievaar gemeld in de eerste winter (leeftijd ongeveer 6 maanden).
Vrijwel alle juvenielen migreren in hun eerste herfst. De hoogste aantallen
zitten in de leeftijdsgroep van 11 tot 16 jaar. Hier
zien we dezelfde leeftijdsspreiding als die van de broedpopulatie. Er is geen verschil tussen vogels die volledig zelfstandig zijn opgegroeid en vogels die gewend zijn aan bijvoedering.
|